Via het Beliris-fonds voorziet de federale regering extra geld voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat geld dient om Brussel te ondersteunen in zijn rol als hoofdstad en zijn internationale uitstraling te bevorderen, meent Kamerlid Wouter Raskin. “De laatste jaren lijken echter steeds meer Beliris-middelen aangewend te worden in de bouw van sociale woningen, in scholen, in STEM-opleidingen,… Projecten die eigenlijk behoren tot de kernbevoegdheid van het regionale of lokale niveau en niet rechtstreeks bijdragen aan de doelstelling van het fonds. Mijn aanbeveling aan de minister is dan ook om Beliris voortaan enkel nog te laten investeren in projecten die wél aansluiten bij deze doelstelling.”
Beliris-geld om sociale woningen te bouwen?
Tolheffing rijmt niet op mobiliteit
Investeringen die de bereikbaarheid van de hoofdstad verbeteren, dragen in elk geval bij tot de Beliris-doelstelling. Dat hun aandeel in het totale budget toeneemt, is dan ook een goede zaak. “Maar deze investeringen staan in schril contrast met de plannen van de Brusselse gewestregering om eenzijdig een tolheffing in te voeren, die vooral de autopendelaars van buiten het gewest onevenredig hard zou treffen. Die tol zou dan bovenop de transfers komen die vandaag al vanuit het federaal niveau en de andere deelstaten naar Brussel vloeien”, zegt Raskin.
Wederkerige en begrensde solidariteit
Die transfers zijn aanzienlijk. Per jaar ontvangt Brussel een federale dotatie van zo’n 150 miljoen euro voor mobiliteitsbeleid. Daarnaast zijn er de budgetten uit het Beliris-fonds én de pendelcorrectie van 44 miljoen euro. “Wij willen best solidair zijn, maar echte solidariteit is wederkerig en begrensd. Onze aanbeveling aan de minister is om – zodra de tolheffing wordt ingevoerd – het budget voor Beliris te verminderen met een bedrag dat minstens overeenkomst met het gedeelte van het budget dat gemiddeld tijdens de drie voorgaande jaren werd besteed aan mobiliteitsprojecten.”