Het aantal werknemers dat langer dan een jaar ziek thuis zit, bereikte eind vorig jaar een recordhoogte. Om die zorgwekkende toename een halt toe te roepen, moeten alle betrokken actoren een inspanning leveren, dus zowel artsen, werkgevers als werknemers. Volgens de vakbond ACV vinden er vandaag echter te weinig controles plaats om na te gaan op welke manier werkgevers werk maken van gezondheidsbevordering en ziektepreventie. Dat gebrek aan controles zou te wijten zijn aan een tekort aan inspecteurs. Maar de aanwerving van extra inspecteurs is zeker geen mirakeloplossing om de slagkracht van de sociale-inspectiediensten te vergroten. Wat we wél nodig hebben, zijn verdere stappen in de richting van een eengemaakte inspectiedienst.
De controle op de naleving van de sociale wetgeving is er de afgelopen decennia niet gemakkelijker op geworden. De complexiteit is toegenomen, de digitalisering heeft zich doorgezet en nationale grenzen vormen niet langer een obstakel voor fraudeurs. Een efficiënte aanpak vereist daarom een versterkte samenwerking en integratie van de verschillende sociale inspectiediensten. Die ambitie werd - op aandringen van de N-VA - ook opgenomen in het federaal regeerakkoord van oktober 2014. Eind vorig jaar schaarde de regering zich achter de hervormingsplannen van staatssecretaris Philippe De Backer (Open Vld).
Hervorming van de sociale-inspectiediensten
Die hervormingsplannen bevatten heel wat positieve elementen. De belangrijkste stap vooruit is zonder enige twijfel de uitbreiding van de controlebevoegdheid van de sociaal inspecteurs. Voortaan zullen er eerste- en tweedelijnscontroles georganiseerd worden. In eerste lijn zullen alle inspecteurs sociale documenten kunnen opvragen, ook al overschrijden zij daarmee in strikte zin het domein van hun inspectie. Bedoeling is om de versnippering van controles tegen te gaan. Indien er verder onderzoek vereist is, gaan de dossiers in tweede lijn naar de bevoegde dienst, die over specifieke expertise beschikt.
Maar we moeten verder durven kijken. De huidige organisatiestructuur blijft erg complex en ook de versnippering aan diensten - en de daaruit voortvloeiende versnippering van expertise, kennis en middelen - blijft voor een groot stuk overeind. Zo raakte de hervorming niet aan het grote aantal kleinere inspectiediensten zoals bij het RIZIV en de RSVZ, en werd het hoge aantal politiek verantwoordelijken en de wildgroei aan directieleden nagenoeg ongemoeid gelaten. Nochtans kost die complexe structuur handenvol geld en verlies je zo aan efficiëntie.
Ook de onafhankelijke werking van de inspectiediensten blijft vooralsnog een pijnpunt. Het is essentieel dat de sociale inspectie haar opdracht kan vervullen onafhankelijk van de directe belangen van de betrokken werkgevers en werknemers. In de huidige structuur is dat niet steeds het geval. De diverse instellingen van Sociale Zekerheid (zoals RVA en RSZ) kennen een paritaire vertegenwoordiging in hun beheersorganen, die ook de betrokken inspectiediensten aansturen, wat het risico op belangenvermenging doet toenemen.
Inspiratie uit Nederland
Al vele jaren pleit de N-VA ervoor om de schotten tussen de diverse sociale-inspectiediensten weg te werken en de huidige, versnipperde organisatiestructuur om te vormen tot één geïntegreerde, onafhankelijke inspectiedienst. Het loont daarbij zeker de moeite om even een kijkje te nemen over de grens. Op 1 januari 2012 ging in Nederland de Inspectie SZW van start. Die inspectie is een samenvoeging van de organisaties en activiteiten van de voormalige Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdiensten van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Door die drie organisaties te bundelen, is het toezicht op de naleving van de sociale wetgeving effectiever en efficiënter georganiseerd. Dat leidt bovendien tot meer transparantie en minder overlast voor de gecontroleerde bedrijven en burgers. En ook het financiële plaatje oogt rooskleurig. Dankzij de samenvoeging daalde het personeelsbestand van de Nederlandse inspectie tot hetzelfde niveau als dat van onze versnipperde diensten. En dat terwijl België de helft minder inwoners telt.
Van 128 naar meer dan 1.000 inspecteurs
Maar wat heeft dit hele verhaal nu te maken met het toezicht op de welzijnswetgeving in de strijd tegen langdurige ziekte en arbeidsongeschiktheid? Het antwoord is eenvoudig. Vandaag telt ons land 128 inspecteurs die controleren of bedrijven zich voldoende inzetten op het vlak van veiligheid en ziektepreventie. Dat is weinig, zeker nu steeds meer werknemers meer dan een jaar buiten strijd zijn. Extra aanwervingen lossen dit probleem echter niet zo maar op. Als we de schotten tussen de inspectiediensten slopen en werk maken van een eengemaakte inspectiedienst, krijgen we in één keer meer dan duizend inspecteurs die de correcte naleving van de welzijnswetgeving kunnen controleren. Klinkt niet slecht, toch?