Als anekdote kon het tellen. In 2019 pakten de autofabrikanten tijdens de IAA, het grootste Duitse autosalon, trots uit met hun nieuwste elektrische modellen. Maar terwijl die bij de aanvang nog voor de camera's stonden te glanzen, kwamen de conventionele wagens al snel weer op de voorgrond zodra het salon haar deuren opende voor het grote publiek.
Dat mag niet verbazen. Voor de gewone burger blijft de aankoop van een elektrische wagen nog altijd een prijzige aangelegenheid. Bovendien beschikken heel wat mensen niet over een oprit of garage om een - binnenkort gesubsidieerde - laadpaal te installeren. Het is een weinig aantrekkelijk vooruitzicht om na een vermoeiende dag thuis te komen en eerst nog wat rondjes te moeten rijden op zoek naar een beschikbare publieke laadpaal.
Toch blijven onze overheden eenzijdig focussen op de volledig elektrische wagen (FEV), zonder enige ruimte te laten voor andere zuinige alternatieven. Zo wil de federale regering vanaf 2026 het fiscale voordeel beperken tot emissievrije - lees: elektrische - bedrijfswagens. Op Europees niveau ijvert Groen voor een zo vroeg mogelijke einddatum voor de verkoop van fossiele wagens. En onlangs maakte de Brusselse regering haar plannen bekend om vanaf 2035 alle wagens op fossiele brandstof uit het straatbeeld te weren. Maar is die eenzijdige focus op elektrificatie terecht? Is zuivere elektrificatie wel de snelste en meest betaalbare weg naar vergroening?