Tegenover de EU heeft België zich geëngageerd om tegen 2020 een werkzaamheidsgraad van 73,2 procent te halen. Met 67,3 procent doen we het vandaag een stuk slechter dan bijna alle Scandinavische en Centraal-Europese landen. “Onze actieve bevolking heeft het de laatste jaren dan ook erg zwaar gehad”, zegt Wouter Raskin. “Die lage werkzaamheidsgraad, in combinatie met korte loopbanen van gemiddeld 32 jaar en een hoge productiviteitsdruk, heeft geleid tot een toename van burn-outs en langdurige ziekte. Te weinig schouders moeten de last van de productiviteit en de sociale zekerheid bij ons dragen.”
Veel talenten werden daarbij over het hoofd gezien of via systemen als het vermaledijde brugpensioen vervroegd de arbeidsmarkt uitgewerkt. “Tot op vandaag worden in België honderdduizenden mensen tussen 20 en 64 jaar vaak voortijdig afgeschreven voor onze arbeidsmarkt”, zegt Jan Spooren. “Het gaat om vijftigplussers, invaliden en mensen met een lichamelijke of psychische beperking. Maar ook vrouwen of mannen die werk willen combineren met de zorg voor jonge kinderen worden vaak geconfronteerd met allerhande loopbaanbeperkingen.”
Anders werken
Om meer mensen langer aan het werk te krijgen en te houden, moeten we anders gaan werken. De tien voorgestelde maatregelen voor werkbaar werk beogen een transformatie van onze arbeidsmarkt op drie domeinen:
- Maatwerk in de arbeidsorganisatie
- Modernisering van de arbeidsmarkt
- Responsabilisering van alle betrokkenen: werkgevers, werknemers en overheid
Tien maatregelen
- De invoering van een loopbaanrekening: Een werknemer moet zelf overuren, vakantiedagen, feestdagen en thematisch verlof kunnen beheren. De loopbaanrekening laat toe verworven rechten op te sparen, om ze om persoonlijke redenen op een ander moment op te nemen.
- Jaarflexibiliteit: Werknemer en werkgever moeten in onderling overleg de arbeidsduur op jaarbasis individueel kunnen vastleggen.
- Meer vrijheid binnen de arbeidsrelatie: Werknemers moeten de vrijheid krijgen om in onderlinge overeenstemming met de werkgever afspraken op maat te maken. Tijdstip, duur en plaats van de tewerkstelling hoeven lang niet zo rigide te worden vastgelegd als vandaag vaak het geval is.
- Verschuiving van ‘zware beroepen’ naar ‘zware taken’ en ‘haalbare taken’: Bij het zoeken naar werkbaar werk moeten we rekening houden met de arbeidsinhoud, -omstandigheden, -voorwaarden en -verhoudingen. “Een job moet maatwerk zijn,” stelt Peter De Roover, “waarbij je rekening houdt met de capaciteiten, talenten en beperkingen van individuele medewerkers. Dat vraagt een dynamische aanpak door de organisatie, waarbij de autonomie en de regelruimte van de werknemer centraal staan.”
- Het concept van ‘Werkgelegenheidsplannen’ moet geoptimaliseerd en vereenvoudigd worden: Cao 104 bepaalt dat elke onderneming met meer dan 20 werknemers een werkgelegenheidsplan moet opstellen om het aantal werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen. De scope van die cao moet worden verbreed. Werkgelegenheidsplannen moeten ook op sectoraal niveau kunnen worden ingevoerd. En de impact ervan moet je kunnen meten.
- Stimulering van de arbeidsmobiliteit: Landen met een hoge arbeidsmobiliteit hebben ook een hogere werkzaamheidsgraad. Daarom moeten werknemers vaker, makkelijker en sneller van job kunnen veranderen. Positieve effecten voor werknemers zijn onder meer: een bredere inzetbaarheid (polyvalentie), een groter palet aan competenties, kennis van meerdere jobs, vertrouwdheid met diverse bedrijfsculturen. Daarbij hoort wel voldoende loopbaanbescherming: geen job voor het leven, maar werk voor het leven. Het vangnet kan financieel zijn (opzegtermijn, vervangingsinkomen), maar ook logistiek (opleiding, bijscholing, arbeidsbemiddeling). Het verbod op terbeschikkingstelling moet worden opgeheven, zodat oudere werknemers vanuit een gemeenschappelijke reserve ook bij een ander bedrijf een aangepaste job kunnen krijgen (‘poolingsysteem’). Er moet een volwaardig eenheidsstatuut komen voor alle werknemers: arbeiders, bedienden en statutairen. En drempels van gemengde loopbanen werknemer-zelfstandige moeten worden weggewerkt.
- De opleiding en ontwikkeling van werknemers moet worden aangemoedigd: “Wie meer competenties kan opbouwen via opleidingen en ervaring, blijft gegeerd op de arbeidsmarkt”, zegt Zuhal Demir. “Vandaag wordt 1,9 procent van de loonmassa gereserveerd voor opleidingen. Wij zien meer heil in een regeling waarbij voor elke werknemer een aantal dagen vorming worden vrijgesteld van RSZ en bedrijfsvoorheffing.” Er moeten ook extra stimuli voor de werknemer komen om zich bij te scholen.
- Verloning op maat: De indieners van de resolutie roepen de regering op om werk te maken van een wettelijk kader voor een volwaardig cafetariaplan, waarbij de werknemers hun loonpakket en individueel budget voor extralegale voordelen autonoom kunnen invullen en wijzigen gedurende hun loopbaan.
- Loonschalen op basis van competenties en verantwoordelijkheden in plaats van anciënniteit: Regelmatige loonsverhogingen op basis van anciënniteit leiden er vaak toe dat oudere werknemers duurder zijn dan hun jongere collega’s. De N-VA stelt voor dat ‘senioriteitsprincipe’ te vervangen door een loonmodel waarin competenties, verantwoordelijkheden en prestaties centraal staan.
- Alle belanghebbenden op de arbeidsmarkt mobiliseren: Tal van bedrijven en organisaties in binnen- en buitenland zijn al jaren actief rond het scheppen van werkbaar werk. Via maatwerkoplossingen blijven ook oudere werknemers of medewerkers met een lichamelijke of psychische beperking perfect bijdragen aan de doelstellingen van die bedrijven of organisaties. “De eventuele beperkingen worden vaak ruimschoots gecompenseerd door motivatie, creativiteit en engagement. Het is belangrijk dat we die positieve voorbeelden onder de aandacht brengen van werkgevers, werknemersorganisaties en werknemers”, zegt De Roover. De N-VA wil dan ook positieve stimuli geven aan bedrijven en sectoren die investeren en participeren in werkbaar werk.
Ambitieus én realistisch
Het voorstel van resolutie van de N-VA-kamerleden lijkt ambitieus, maar het beoogt in de eerste plaats een aansluiting van de Belgische arbeidsmarkt en -wetgeving bij de realiteit anno 2015. “Voor de N-VA is het belangrijk dat we ons welzijn en onze welvaart kunnen behouden. Dat betekent dat meer mensen langer moeten werken. Maar dat betekent ook dat we jobs moeten creëren en werkbaar werk kunnen realiseren. In dat kader vragen we dat alle betrokken partijen geen koudwatervrees hebben en dat ze openstaan voor vernieuwende ideeën”, besluit Jan Spooren.